Pestprotocol Obs de Hoorn
  
Pesten komt helaas op iedere school voor, ook bij ons. Dit pestprotocol heeft als doel, dat elk kind zich in hun basisschoolperiode veilig voelt, zodat zij zich optimaal kunnen ontwikkelen. Door regels en afspraken zichtbaar te maken kunnen kinderen en volwassenen, als er zich ongewenste situaties voordoen, elkaar aanspreken op deze regels en afspraken.
Door elkaar te steunen en wederzijds respect te tonen stellen we alle kinderen in de gelegenheid om met veel plezier naar school te gaan.
Pesten is een probleem dat wij onder ogen zien en op onze school serieus aanpakken.
Daar zijn wel enkele voorwaarden aan verbonden:
  1. Pesten moet als probleem worden gezien door alle direct betrokken partijen: leerlingen (gepeste kinderen, pesters en de zwijgende groep), leerkrachten en de ouders/ verzorgers (hierna genoemd: ouders).
  2. Wij als school moeten proberen pestproblemen te voorkomen. Los van het feit of pesten wel of niet aan de orde is, moet het onderwerp pesten met de kinderen bespreekbaar worden gemaakt, waarna met hen regels worden vastgesteld.
  3. Als pesten optreedt, moeten leerkrachten (in samenwerking met de ouders) dat kunnen signaleren en duidelijk stelling nemen.
  4. Wanneer pesten ondanks alle inspanningen toch weer de kop opsteekt, moet wij als school beschikken over een directe aanpak.
  5. Wanneer het probleem niet op de juiste wijze wordt aangepakt of de aanpak niet het gewenste resultaat oplevert dan is de inschakeling van een vertrouwenspersoon nodig. De vertrouwenspersoon kan het probleem onderzoeken, deskundigen raadplegen en het bevoegd gezag adviseren.
  6. Op iedere school is een vertrouwenspersoon aangesteld. Bij ons op school is dit Mia Valk. 
Hoe willen wij met pesten omgaan?
Op school stellen we wekelijks een onderwerp aan de orde. Onderwerpen als veiligheid, omgaan met elkaar, rollen in een groep, aanpak van ruzies etc. kunnen aan de orde komen.
Kinderen mogen in hun eigen groep een aanvulling geven op deze vastgestelde schoolregels, in overleg met de leerkracht. Die aanvulling wordt opgesteld, door en met de groep, dit zijn de groepsregels.
We bieden alle regels aan in iedere groep, wat we ook wel 'de regel van de week' noemen. De centraal gestelde regel hangt zichtbaar in de klas. Ook in de gangen zult u de zogenoemde kapstokregels aantreffen.
 
Andere werkvormen zijn ook denkbaar, zoals; spreekbeurten, rollenspelen, regels met elkaar afspreken over omgaan met elkaar en groepsopdrachten.
Het voorbeeld van de leerkrachten (en thuis de ouders) is van groot belang. Er zal minder gepest worden in een klimaat waar duidelijkheid heerst over de omgang met elkaar, waar verschillen worden aanvaard en waar ruzies niet met geweld worden opgelost maar uitgesproken. Agressief gedrag van leerkrachten, ouders en de leerlingen wordt niet geaccepteerd.
Een effectieve methode om pesten te stoppen of binnen de perken te houden, is het afspreken van regels voor, maar zeker ook door de leerlingen. 


Signalen van pesterijen kunnen o.a. zijn: Deze lijst kan nog verder worden uitgebreid: je kunt het zo gek niet bedenken of volwassenen en dus ook leerlingen hebben het bedacht. Wij als leerkracht en u als ouders moeten daarom alert zijn op de manier waarop kinderen met elkaar omgaan en duidelijk stelling nemen wanneer bepaalde gedragingen hun norm overschrijden.

Oorzaken van pestgedrag kunnen zijn:
  1. Een problematische thuissituatie.
  2. Voortdurend gevoel van anonimiteit (buitengesloten voelen).
  3. Voortdurend in een niet-passende rol worden gedrukt.
  4. Voortdurend met elkaar de competitie aan gaan.
  5. Een voortdurende strijd om macht in de klas of in de buurt. 

Onze regels en afspraken:
Regel 1:
 Een belangrijke stelregel is dat het inschakelen van de leerkracht niet wordt opgevat als klikken.
Vanaf de kleutergroep brengen we kinderen dit al bij. Je mag niet klikken, maar……als je wordt gepest of als je ruzie met een ander hebt en je komt je er zelf niet uit dan mag je hulp aan de leerkracht vragen. Dit wordt niet gezien als klikken.
 
Regel 2:
 Een tweede stelregel is dat een medeleerling ook de verantwoordelijkheid heeft om het pestprobleem bij de leerkracht aan te kaarten. Alle leerlingen zijn immers verantwoordelijk voor een goede sfeer in de groep.
 
Regel 3:
 Samenwerken zonder bemoeienissen:
School en gezin halen voordeel uit een goede samenwerking en communicatie. Dit neemt niet weg dat iedere partij moet waken over haar eigen grenzen. Het is bijvoorbeeld niet de bedoeling dat ouders naar school komen om  eigenhandig een probleem voor hun kind op te komen lossen. Bij problemen van pesten zullen de directie en de leerkrachten hun verantwoordelijkheid nemen en indien nodig overleg voeren met de ouders. De inbreng van de ouders blijft bij voorkeur beperkt tot het aanreiken van informatie, tot het geven van suggesties en tot het ondersteunen van de aanpak van de school.
 
Regels die geleden in alle groepen, zowel in school als daarbuiten:
  1. Doe niets bij een ander kind, wat jezelf ook niet prettig zou vinden.
  2. Kom niet aan een ander als de ander dat niet wil.
  3. We noemen elkaar bij de voornaam en gebruiken geen scheldwoorden.
  4. Als je kwaad bent ga je niet slaan, schoppen, krabben (je komt niet aan de ander). Probeer eerst samen te praten. Ga anders naar de meester of de juf.
  5. Niet: zomaar klikken. Wel: aan de juf of meester vertellen als er iets gebeurt wat je niet prettig of gevaarlijk vindt.
  6. Vertel de meester of de juf wanneer jezelf of iemand anders wordt gepest.
  7. Blijft de pester doorgaan dan aan de meester of juf vertellen. Kinderen die pesten zitten zelf in de nesten!
  8. Word je gepest praat er thuis ook over, je moet het niet geheim houden.
  9. Uitlachen, roddelen en dingen afpakken of kinderen buitensluiten vinden we niet goed.
  10. Niet aan spullen van een ander zitten.
  11. Luisteren naar elkaar.
  12. Iemand niet op het uiterlijk beoordelen of beoordeeld worden.
  13. Nieuwe kinderen willen we goed ontvangen en opvangen. Zij zijn ook welkom op onze school.
  14. Opzettelijk iemand pijn doen, opwachten buiten school, achterna zitten om te pesten is beslist niet toegestaan.
  15. Probeer ook zelf een ruzie met praten op te lossen. Na het uitpraten kunnen we ook weer vergeven en vergeten. 

Aanpak van de ruzies en pestgedrag in vier stappen:
  1. Er eerst zelf (en samen) proberen uit te komen.
  2. Op het moment dat één van de leerlingen er niet uitkomt ( in feite het onderspit delft en verliezer of zondebok wordt) heeft deze het recht en de plicht het probleem aan de meester of juf voor te leggen.
  3. De leerkracht brengt de partijen bij elkaar voor een verhelderingsgesprek en probeert samen met hen de ruzie of pesterijen op te lossen en (nieuwe) afspraken te maken. Bij herhaling van pesterijen / ruzies tussen dezelfde leerlingen volgen sancties.
  4. Bij herhaaldelijke ruzie/ pestgedrag neemt de leerkracht duidelijk stelling en houdt een bestraffend gesprek met de leerling die pest /ruzie maakt. De fases van bestraffen treden in werking (zie bij consequenties). Ook wordt de naam van de ruziemaker/ pester in de “Dit-kan-niet” boek genoteerd. Bij iedere melding in de map omschrijft de leerkracht ‘de toedracht’. Bij de derde melding in de map worden de ouders op de hoogte gebracht van het ruzie-pestgedrag. Leerkracht(en) en ouders proberen in goed overleg samen te werken aan een bevredigende oplossing. De leerkracht biedt altijd hulp aan de gepeste en begeleidt de pester, indien nodig in overleg met de ouders en/of externe deskundigen.
Consequenties.
Mocht het na de genomen maatregelen, niet opgelost zijn en het pesten gaat door, dan volgen de volgende consequenties.
 
Fase 1: 
Een of meerdere pauzes binnen blijven.
Nablijven tot alle kinderen naar huis vertrokken zijn.
Een schriftelijke opdracht zoals een stelopdracht over de toedracht en zijn of haar rol in het pestprobleem.Door gesprek: bewustwording voor wat hij met het gepeste kind uithaalt. 
Afspraken maken met de pester over gedragsveranderingen. De naleving van deze afspraken komen aan het einde van iedere week (voor een periode) in een kort gesprek aan de orde.
 
Fase 2:
Een gesprek met de ouders, als voorgaande acties op niets uitlopen. De medewerking van de ouders wordt nadrukkelijk gevraagd om een einde aan het probleem te maken. De school heeft alle activiteiten vastgelegd in de ‘Dit-kan-niet’ map en de school heeft al het mogelijke gedaan om een einde te maken aan het pestprobleem.
 
Fase 3:
Bij aanhoudend pestgedrag kan deskundige hulp worden ingeschakeld zoals de Schoolbegeleidingsdienst, de schoolarts van de GGD of schoolmaatschappelijk werk.
 
Fase 4:
Bij aanhoudend pestgedrag kan er voor gekozen worden om een leerling tijdelijk in een andere groep te plaatsen, binnen de school. Ook het (tijdelijk) plaatsen op een andere school behoort tot de mogelijkheden.
 
Fase 5:
In extreme gevallen kan een leerling geschorst of verwijderd worden.  
 

Begeleiding van de gepeste leerling Ouders van gepeste kinderen:
  1. Houd de communicatie met uw kind open, blijf in gesprek met uw kind. 
  2. Als pesten niet op school gebeurt, maar op straat, probeert u contact op te nemen met de ouders van de pester(s) om het probleem bespreekbaar te maken. 
  3. Pesten op school kunt u het beste direct met de leerkracht bespreken. 
  4. Door positieve stimulering en zgn. schouderklopjes kan het zelfrespect vergroot worden of weer terug komen. 
  5. Stimuleer uw kind tot het beoefenen van een sport. 
  6. Steun uw kind in het idee dat er een einde aan het pesten komt
Ouders van pesters:
  1. Neem het probleem van uw kind serieus. 
  2. Raak niet in paniek: elk kind loopt kans pester te worden. 
  3. Probeer achter de mogelijke oorzaak te komen. 
  4. Maak uw kind gevoelig voor wat het  anderen aandoet. 
  5. Besteed extra aandacht aan uw kind. 
  6. Stimuleer uw kind tot het beoefenen van een sport. 
  7. Corrigeer ongewenst gedrag en benoem het goede gedrag van uw kind.
  8. Maak uw kind duidelijk dat u achter de beslissing van school staat.
Alle andere ouders:
  1. Neem de ouders van het gepeste kind serieus. 
  2. Stimuleer uw kind om op een goede manier met andere kinderen om te gaan. 
  3. Corrigeer uw kind bij ongewenst gedrag en benoem goed gedrag.
  4. Geef zelf het goede voorbeeld. 
  5. Leer uw kind voor anderen op te komen. 
  6. Leer uw kind voor zichzelf op te komen